Postuum eerbetoon aan Vlaamse saxofonist en componist Jack Sels
‘Jack The Hipster’
Foto: Christian Kellens
Het levensverhaal van de in 1970 op slechts 48-jarige leeftijd gestorven Antwerpse tenorsaxofonist Jack Sels laat zich lezen als een filmscript. ‘De witte neger uit de haven’ was een graag geziene musician’s musician. Hij trad op met Lester Young, Dizzy Gillespie, Lucky Thompson en vele anderen, want waarom hadden Amerikanen het alleenrecht op bebop?
Het grote publiek kende Jack Sels amper. Dat frustreerde. De Leuvense jazzliefhebber Lander Lenaerts stelde bijna vijftig jaar na Sels’ dood de machtige compilatie Minor Works samen. In de liner notes vertelt hij het vaak trieste relaas van een getalenteerde muzikant en diens leven vol uitersten: A few heights and many lows. Jack Sels werd geboren als miljonair, maar stierf als havenarbeider in armoede. Daartussen ontrolde zich een even boeiende, muzikaal hoogstaande als bizarre carrière vol gemiste kansen. Lander Lenaerts noemt Jack Sels een van de meest intrigerende persoonlijkheden uit de Belgische jazzgeschiedenis. “Grote namen uit de Belgische jazzwereld, zoals Bobby Jaspar en Toots Thielemans, hebben regelmatig hun respect voor Sels geuit. Hij was ervan overtuigd dat ook in Europa van die op Amerikaanse leest geschoeide muziek gemaakt kon worden. Toen Sels begon als muzikant kon hij geen noot lezen, maar de laatste jaren van zijn leven was hij heel actief als componist/arrangeur. Hij moet over een goed gehoor, een grote kennis van de muzikale geschiedenis en een natuurtalent hebben beschikt, want op het spel van deze autodidact was weinig aan te merken. Al op jonge leeftijd speelde hij tijdens gerenommeerde jamsessies in Luik. Ook het feit dat onder meer de vanuit Amerika naar Europa verhuisde saxofonist/klarinettist Jay Cameron met Jack wilde werken, zegt veel over zijn kwaliteiten. En Dizzy Gillespie lijfde hem in voor zijn Belgische shows aan het begin van de jaren vijftig.”
Moderne jazz in België
Lander Lenaerts (32) genoot een journalistieke opleiding en is tv-regisseur van beroep. Al zijn halve leven is hij gecharmeerd van jazzmuziek. Incidenteel schrijft hij een blog of een artikel in een magazine. “Via de hiphop kwam ik via de funk en soul bij jazz uit, op zoek naar de originelen van de gebruikte samples. Ik werd dj, ging oude Belgische jazzplaten verzamelen en raakte betrokken bij een aantal jazzprojecten. Het viel me op hoe hoog de kwaliteit van die hier in de jaren vijftig en zestig gemaakte jazz is, en hoe weinig bekend. Mijn collectie had dusdanige vormen aangenomen dat ik ermee naar buiten kon treden. Er is een expo aan opgehangen tijdens het festival Leuven Jazz en er waren mooie verhalen over te vertellen. Stefaan Vandenberghe, directeur van N.E.W.S. Records en eigenaar van het jazzlabel Sdban, was geïnteresseerd en daar is in eerste instantie de compilatie Let’s Get Swinging, Modern Jazz In Belgium 1950 – 1970 uit voortgekomen. Openingstrack van die dubbelaar is African Dance, een door de Amerikaanse drummer Louie Bellson gecomponeerd stuk, afkomstig van het enige album dat Jack Sels in zijn leven uitbracht. “Ik draaide het als dj graag, maar weinigen kenden het nummer dat hij in 1961 opgenomen had met de Amerikaanse organist Lou Bennett, de Amerikaanse drummer Oliver Jackson en de piepjonge Brusselse gitarist Philip Catherine”, vertelt Lenaerts. “Vandenberghe sprak de wens uit om ook van Jack Sels een overzichtsalbum uit te willen brengen. Dat idee sprak me natuurlijk geweldig aan.”
Hoe leuk het idee ook, Jack Sels had officieel maar één studioalbum opgenomen. In het maken van een relevante compilatie die recht deed aan ’s mans vakmanschap en brede artistieke invulling van zijn carrière van eind jaren veertig tot zijn sterfjaar lag derhalve een enorme uitdaging, aldus Lenaerts. “Ik moest vooral op zoek naar onuitgebracht materiaal, een verdwaalde liveopname, een bijdrage van hem aan anderen. Gelukkig waren er veel opnamen bewaard gebleven uit de periode dat hij in de jaren zestig veelvuldig voor de Belgische radio en tv werkte. Na zijn dood was er in de jaren zeventig en tachtig hier en daar nog wel iets verschenen, maar dat betrof vaak standards en klassiek swingmateriaal.”
Saxorama
Toen Lenaerts eenmaal de BRT-archieven met opnamen van Jack Sels met zijn orkest Saxorama had ontdekt, viel hij om van verbazing. “Het niveau overtrof mijn stoutste verwachtingen. Saxorama, dat was Sels in de kracht van zijn leven, zijn persoonlijke speeltuin. Hij had prachtige composities van Francy Boland opgenomen, maar ook zijn eigen composities waren van bijzonder hoog niveau. Saxorama was een club van tien, elf muzikanten, waaronder zes saxofonisten, een sterke ritmesectie, een voorbeeldige trompettist en opnieuw die zeer getalenteerde jonge gitarist: Philip Catherine.” Hiermee kreeg de compilatie meer vorm en eerst ontbrekende delen van de puzzel vielen steeds beter in elkaar. Er werd gekozen voor een dubbelaar; één schijf met negentien prachtig bewaard gebleven studio-opnamen die de saxofonist als gepassioneerd muzikant, sterke componist en begenadigde bandleider laten horen, en één schijf met acht liveregistraties die niet mogen ontbreken om het artistieke verhaal compleet te maken. Sels deed niets liever dan jammen. Dat is op die, soms iets minder perfect geregistreerde of geconserveerd gebleven opnamen, goed te horen. De compilatie kent een klein Nederlands tintje, want op twee composities van Sels op de eerste schijf hoor je de Amsterdamse trompettist Ado Broodboom (uit onder meer The Ramblers), de tweede schijf heeft een liveopname vervaardigd in het Brabantse Roosendaal. De uitgave is voorzien van alle relevante info en uitleg door Lenaerts en voorzien van prachtig illustratiemateriaal, afkomstig uit een kist vol partituren, posters, foto’s en ander materiaal, de privécollectie van Sels’ kleindochter Sandra Van Wiele.
Omringd met mysteries
Veel in het leven en de carrière van Jack Sels is omringd met mysteries. Lander Lenaerts wist een aantal deels te ontrafelen. “Neem zijn enige studioalbum, Sax Appeal. Er zijn verschillende versies, want er rouleert ook een heruitgave uit de jaren zeventig, in een andere hoes. Daarop zegt producer Louis Van Rymenant dat hij Philip Catherine en Jack Sels gevraagd had samen een album op te nemen. Dat verhaal Van Rymenant (ook bekend van Louis Neefs tot en met De Vogeltjesdans) wijkt af van de versie van Catherine. Ook staan er veel fouten in de hoestekst van die heruitgave, getiteld Original Studio Recording. Bepaalde tracks kregen plots ook andere titels. Een verklaring zou kunnen zijn dat er twee verschillende producers bij de opnamen betrokken waren. De andere zou een Nederlander geweest zijn. De oorspronkelijke versie van Sax Appeal, een collector’s item, verscheen ook op het Nederlandse platenlabel Relax in 1961.” In zijn hart bleef Jack Sels volgens Lenaerts altijd verknocht aan die authentieke Amerikaanse sound waarmee hij was opgegroeid. “Later schreef hij ook filmmuziek, en suites. Dat ging muzikaal veel verder dan de basisswing uit zijn beginjaren. Toch bleef dat hart het hardste kloppen van ouderwetse swing, bij muziek van de Ben Websters en Lester Youngs uit die wereld. Na de komst van John Coltrane veranderde er voor veel muzikanten veel, maar niet voor Sels. Hij bleef zijn oude waarden trouw. Freejazz, hij vond het maar niets. Hij maakt met Saxorama voor die tijd wel moderne jazz, maar vernieuwend is hij nooit geweest.”
Geen compromissen
Jack Sels is de laatste jaren van zijn leven in de vergetelheid geraakt. “Zodanig dat hij in de havens moest gaan werken om rond te kunnen komen”, weet Lenaerts. “Dat had ook wel met zijn karakter te maken. Hij heeft kansen laten liggen. Hij verkoos geen carrière in Amerika, omdat zijn tweede vrouw hem niet graag zag vertrekken, maar hij weigerde ook na zijn avontuur met Saxorama het commerciële orkest van de VRT te gaan leiden. Puur op muzikale gronden. Die job had hem financiële zekerheid kunnen bieden. Hij deed het niet, want hij wenste geen compromissen te doen. Sels was een intrigerende man. Koppig ja, maar ook iemand van principes over wie iedereen met respect sprak.” Lander Lenaerts vindt het levensverhaal van Jack Sels ongelooflijk en waard om verfilmd te worden. “Jack Sels heeft een leven van extremen geleid. Hij is geboren als miljonair, maar compleet berooid aan zijn einde gekomen. Hij is opgegroeid in volledige rijkdom, maar is ook jong wees geworden. Hij was een zachtaardig mens, maar had wel een grote afkeer van zijn vader. Dat was een zeer geslaagde zakenman in de haven. Upper society, van lage adel zelfs, want tot ridder geslagen. Jack keerde er zich vanaf. Jack was een enfant terrible. Die working class paste veel beter bij hem, nadat hij in een paar jaar tijd het volledige kapitaal van zijn vader had verbrast. De hoesfoto van Minor Works laat Jack als de belichaming van de jazz zien. Een hipster, aan de rand van zijn bed. Hij schreef een nog titelloze beboptrack, die bij opname door het orkest van Bobby Jaspar tot Jack The Hipster werd gedoopt. Dat klopte als een bus. Er zijn veel mythes en wilde verhalen over zijn leven. Het was aan mij te proberen achterhalen wat er van waar was. Jack Sels heeft zelf meegewerkt aan die mythe. Hij vertelde zijn medemuzikanten na de shows urenlange verhalen op weg naar huis en dikte die graag wat aan. Hij leefde jazz en rookte veel marihuana. Hij had voor velen iets van de ongrijpbare kunstenaar. Het blijft tragisch dat hij zo jong, gezeten achter zijn harmonium al componerend/arrangerend in zijn muziekkamer, aan een hartaanval bezweken is.”
Foto: Wim van Eesbeek
Philip Catherine: “Sels klinkt nog nergens achterhaald”
De Brusselse gitarist Philip Catherine is opgetogen over de release van Minor Works, het postuum eerbetoon aan Jack Sels. Hij spreekt met veel respect over de veel te vroeg overleden Antwerpse jazzmuzikant. “Hij bezat een geweldige timing en die authentieke swing. Bovendien kende hij die rijke vocabulaire van de jazz uit die tijd compleet van buiten en was hij harmonieus sterk. Natuurlijk was hij zwaar beïnvloed door saxofonisten als Lester Young, Coleman Hawkins en de helaas vanwege narcoticabezit regelmatig in de gevangenis vertoevende Gene Ammons. Voor Belgische begrippen was Sels een hele meneer. Ik kende in die tijd weinig jazzmuzikanten van dat niveau.”
Kennismaking
Philip Catherine (76) kan zich zijn eerste kennismaking met Jack Sels nog goed herinneren. “Ik moet achttien geweest zijn toen ik aan hem werd voorgesteld in de inmiddels gesloten Blue Note Club in Brussel. Hij speelde daar met organist Lou Bennett en drummer Oliver Jackson, twee Amerikanen. Vreemd genoeg was een van de eerste dingen die hij vroeg of ik met hem een plaat wilde opnemen. We zaten twee dagen in de Brusselse Decca Studio. Hij speelde op een heel leuke manier mainstreamjazz, heel up-to-date. Alleen die hoes van Sax Appeal, met een schaars gekleed blond model erop, was minder. Had ik eindelijk een plaat gemaakt, durfde ik die niet aan mijn ouders laten zien.” Er deden de wildste verhalen de ronde. “Oké, hij rookte marihuana, maar ik heb hem nooit dronken meegemaakt. Hij was superaardig, want ik heb na die plaatopnamen nog veel vaker met hem mogen spelen, in allerlei bezettingen. In het begin kwam hij me netjes thuis ophalen. Ik zat op school en was nog lang geen muzikant van beroep. Ik kon amper noten lezen en had moeite met de complexiteit van de melodieën en de ritmes op papier. Speciaal voor mij schreef hij die simpeler uit. Sels heeft me een deel van mijn muzikale weg gewezen.” Catherine vond Sels heel relaxt. “Hij vertelde altijd vol liefde over zijn vrouw en sprak ook met dieren.” Hij herinnert zich 21 maart 1970 toen Jack overleed. “Ik zat in het leger, in Duitsland. Ik vond het erg dat het zo snel moest aflopen, in een periode van weinig muzikale erkenning. Minor Works herstelt iets van zijn glorie. Dat verdient hij.”