Zwangere Guy - Vol verwachting

Foto: Willem Jongeneelen

België heeft een nieuwe volksheld. Een van het brutale type, een rapper nog wel. Een Brussels podiumbeest. Met een grote bek, een klein hartje en een hoge aaifactor. Zwangere Guy moest van ver komen en kende diepe dalen, maar 2019 werd zijn jaar. Dankzij zijn scherpe pen en een enorme creativiteit. Deze maand verscheen zijn tweede album van dit jaar. Op Wie Is Guy? stelde hij zich voor, met Brutaal bikkelt hij old school verder, in de straattaal van zijn stad: Bru-taal.

Zwangere Guy heet eigenlijk Gorik van Oudheusden. Hij werd 31 jaar geleden geboren in Ukkel, aan de rand van Brussel, maar groeide op in de deelgemeenten Ganshoren, Molenbeek en Schaarbeek. ‘Er zijn nog slechts zeventien Van Oudheusdens in de familie. Ik ben de laatste die Brussel trouw bleef, de rest trok Vlaanderen in. Mijn haat-liefdeverhouding met de stad is te groot. Ik zal er altijd blijven en trek steeds meer richting het centrum. Is Oudheusden een plaats in Noord-Brabant? O, misschien heb ik dan ook wel ergens wat Nederlands bloed. Prima. Ik heb niets tegen Nederlanders. Ik heb niets tegen niemand, van waar ze ook komen. Ik haat racisten. Ik heb vroeger in de bouw gewerkt, op een werf. Ik werd daar zelf racistisch benaderd door mijn baas. Hij eiste dat ik mijn baard zou afscheren. Hij had klachten gehad omdat ze dachten dat hij met een Marokkaan werkte. Ik heb zijn deur kapot geslagen en er geen dag meer gewerkt.’

Wie hem bezig ziet op een podium valt meteen die enorme hoeveelheid energie op. Hij is een imposante verschijning, die ook zomaar in een hardcorepunk- of metalband zou passen. ‘Ik heb niets met metal. Wel met moshpits en skydiven. Ik zou ook geen soul- of jazzgroep kunnen trekken. Het mag inderdaad rauw zijn, ik functioneer ook prima in hiphopcrew Stikstof, waarmee ik ook al drie zware platen maakte, maar het liefst opereer en schrijf ik alleen. In Stikstof lossen we elkaar af, als Zwangere Guy trek ik solo de kar. Ik sta graag op een podium. Ik steel graag de show. Van kinds af aan stond ik graag in het middelpunt en vroeg ik om aandacht. Ik ben van de MTV-generatie. Dan stond ik voor de tv op The Fresh Prince Of Bel-Air en Rage Against The Machine te dansen, en later op System Of A Down luchtgitaar te spelen. Maar nooit met de gedachte aan een eigen carrière. Die bacterie was er pas bij Stikstof, als jonge twintiger. We gingen rappen en toen voelde ik pas wat het was om energie terug te krijgen van mensen. Toen pas dacht ik dat dat misschien toch wel iets voor de Guy zou zijn.’

Met Stikstof viel er plots een heleboel op zijn plek bij Gorik. Hiphop met donkere beats en teksten over het leven in de Belgische –  of beter nog: Europese – hoofdstad. ‘Rappen over Brussel is logisch. Stikstof staat voor meer dan rappen. We zijn een vriendenkring, een bende. We hingen rond op het Sint-Katelijneplein in die hoofdstad van dat kleine, vreemde land en blaften zo hard mogelijk. We maakten onze tracks in een donkere kelder, waar we 24 uur per dag, zeven dagen per week terecht konden om joints te roken. Maar kijk eens waar we nu zitten!’ Gorik wijst op hun nieuwe studio, gevestigd op een lichte verdieping boven een van de hipste cafés in hartje Brussel. Op een steenworp afstand van hun favoriete concertzaal, de Ancienne Belgique, waar een deel van de crew voorheen nog werkte. Gorik begon er achter de bar en eindigde in de keuken.

Gorik noemt zich een muzikale veelvraat. ‘Ik heb 5.000 lp’s en 1.500 cd’s. Vanaf mijn twaalfde ben ik die gaan kopen. Hiphop, jazz, soul, funk, dub. Op mijn dertiende ging ik bij een bakker werken, van vier uur ’s nachts tot drie uur ’s middags vaak. Ik verdiende 1.500 euro per maand, niet slecht voor een dertienjarige. Van mijn moeder mocht ik de helft aan muziek besteden. Een vriend met wie ik nog geblowd had, werkte bij de Mediamarkt. Ik zei wat ik wilde hebben en hij plakte stickers op die cd’s. Van 20 euro plots afgeprijsd naar 5 euro! Vooral veel hiphop. Ik moest alles weten van de Wu-Tang Clan en hun zijprojecten, 2Pac, 50 Cent. Ik wist alles, kocht alles. Allemaal old school, want ik ben er een van de oude garde, op mijn 31ste al. Ik hou van artiesten die durven huilen om persoonlijke shit. Gil Scott-Heron, Chet Baker, Bill Withers, allemaal gasten die uit de miserie gekropen zijn. Nas en 2Pac lijken stoer, maar ook zij zagen de realiteit van de samenleving waar op neergekeken werd. Prince blijft mijn favoriet. Hij kon ook heel diep gaan. Ik zag ooit een aftershow van hem in het Casino. Van twee tot zes in de nacht. Het beste optreden dat ik in mijn leven zag.’

Wie naar de albums van Zwangere Guy luistert, hoort veel invloeden met naam en toenaam voorbijkomen. Veel helden uit de hiphop, maar ook The JB’s, Marvin Gaye, Cannonball Adderley, Dave Brubeck en Belgische helden van nu, zoals Lander Gyselinck en Lefto. Grappig is ook de verwijzingen naar Nederlandse helden, als hij rapt over spraakwater, dat naar Extince verwijst, en zingt ‘Ze roken Nederwiet maar weten niets van Doe Maar’. ‘Hoorde je dat? Ja, natuurlijk, ook dat zijn mijn roots. Ik ben ze allemaal schatplichtig. Ik had ze allemaal nodig om te komen waar ik nu ben. Ik werk er hard voor. Ik ben minder gemakzuchtig geworden. Ik ben niet meer content met de eerste tekst die ik neerpen. Ik durf nu ook dingen tien keer te herschrijven. Het moet passen, flowen, zinvol zijn. Ja, het mag diep gaan.’

Gorik kan keihard uitpakken en zijn woede en verbazing over het harde stadsleven en de rechtse politiek uiten, maar hij schrijft ook eerlijke liedjes waarin hij zichzelf niet spaart. Hij rapt over de personages in zijn hoofd die elkaar tegenspreken en over die zware jongen met problemen en een slecht geweten. Hij keek voorheen teveel naar een ander en geloofde niet genoeg in zichzelf. ‘Dat is aan het veranderen. Ik ben mezelf beter gaan voelen, al heeft het wel veel tijd gekost om er op een comfortabele manier over te kunnen schrijven. Het blijven heel persoonlijke zaken uit mijn leven. Maar ik steek me niet meer weg, krijg die zaken steeds beter op papier en weet ze ook nog beter in elkaar te laten vloeien, passend op de beats.’

Het kantelpunt lijkt de inmiddels door Vlaanderen omarmde, met goud bekroonde single Gorik Pt.1 geweest te zijn. Een heftig, persoonlijk nummer over huiselijk geweld. Heel expliciet verwoordt hij hoe zijn moeder mishandeld en misbruikt wordt door een van de drie stiefvaders die hij had en hoe hij daarmee worstelt en mee omgaat. ‘Het kantelpunt lag er al iets eerder. Ik merkte bij het schrijven aan de tracks van Wie Is Guy? dat mijn hart en hoofd veel meer op dezelfde lijn begonnen te liggen. En mijn mond was tevens klaar om al die gevoelens en gedachten op dezelfde manier naar buiten te brengen. Ik dacht: fok it, nu is het mijn beurt. Nu ga ik het op mijn manier doen, inclusief de geschiedenis die ik met me mee draag. Ik had zelfvertrouwen. Maar ik dacht ook: als het niet werkt, kan ik altijd nog terug die keuken in. Dat was een voordeel. Het moest niet, maar het kon wel. Maar alleen als ik het volledig op mijn eigen manier zou doen. Weet je wat helpt? Mensen die in je geloven. Mensen die kritisch blijven en niet alleen maar met je mee lullen. De discipline die ik bij het werken op die bouwwerf en in de keuken had opgedaan, hielp ook. Ik was nooit vies van hard werken.’

Veel in het leven van Zwangere Guy is alles of niets. Hij beseft dat terdege. ‘Daar loert een enorm gevaar, ik weet het. Dat laatste is dan weer goed. Zelfkennis. Het is moeilijk maat houden. Dat geldt voor eten, drinken en dope. Ik weet ook wel dat ik me iets gemakkelijker over dat podium beweeg als er weer eens een paar kilootjes af zijn. Ik heb geld nu. Ik kan op restaurant gaan met mijn lief. Sinds ik gestopt ben met roken, ben ik wel wat verdikt. Belangrijker is dat ik nu al zes jaar cokevrij ben. Alleen LSD pak ik nog wel eens. Dat geeft me heel andere inzichten en ik ben ervan overtuigd dat het in de popgeschiedenis al veel goede muziek opleverde.’

Zwangere Guy is een podiumdier. Inmiddels kan Nederland daar na festivals als Down The Rabbit Hole, Lowlands en Into The Great Wide Open over meepraten. Deels is Guy daar het beest, maar in tracks als Beter Leven en Gorik Pt. 1 durft hij daar ook zijn meest gevoelige kant bloot te leggen. ‘Dat laatste nummer is mentaal zwaar om te doen. Het vormt vaak het kantelpunt in de set. Als ik opkom is er eerst een mokerslag. Niet teveel info, gewoon even laten weten wie het komende uur de baas gaat zijn. Daarna is het tijd voor de waarheid. Gorik Pt. 1 is inmiddels niet meer alleen míjn lied. Het is ook van het publiek geworden. Dat geeft mij de energie waardoor ik het steeds intens kan uitvoeren. Soms besluit ik ook één seconde van tevoren om het van de setlist te schrappen. Omdat er te veel lawaai is, of het publiek al te dronken. Het laatste deel van de set gaan we dansen en is er opnieuw die mokerslag. Die opbouw van een set werkt. Zo was ook het album Wie Is Guy? feitelijk opgebouwd. Mijn nieuwe plaat is anders. Op Brutaal doe ik feitelijk een stapje terug naar de realness van de hiphop. Ik was volgens sommige journalisten in een hoek beland waar ik me niet helemaal lekker in voelde. Die van de succesvolle rapper die met zijn verleden dweept. Een journalist van Knack noemde me een ‘knuffelbeerrapper’. Dat vind ik een heel fout woord. Brutaal is mijn reactie daarop. Heftig album.’

In zijn nieuwe studio laat hij alvast een paar keiharde ‘brutale’ tracks horen. Met soms heel veel info in één nummer. Over het niet willen leven als een rockster, over zijn haat-liefdeverhouding met zijn stad, zijn afkeer van rechtse politiek en het steeds nijpender wordende klimaat-probleem. Al spaart Guy ook dan zichzelf niet en durft hij in de spiegel te kijken. ‘Ik heb mijn auto weliswaar weggedaan, maar zit nog wel te vaak in een Uber en eet nog altijd graag vlees.’ Hij laat ook een prachtig, gevoelig nummer horen dat zich laat beluisteren als de soundtrack bij het leven van een clochard in Brussel. Inclusief een schitterende, aan Maggot Brain van Funkadelic verwante gitaarsolo, ingespeeld door Jan Paternoster van Black Box Revelation. ‘Het nummer komt niet op Brutaal. Het paste niet bij de rest van het album, want dat is een harder, brutaler statement. Het was volgens velen de perfecte opvolger van Gorik Pt. 1 geweest en meteen het meest commerciële nummer van het album. Maar dat laatste mag voor mij nooit een argument zijn. Het nummer duikt ooit nog wel eens ergens op.’

Tot slot de hamvraag: is hij eigenlijk wel gelukkig? Zijn ogen gaan flonkeren en hij lacht breeduit. ‘Ik ben heel gelukkig. Ik voel iets wat ik jaren niet voelde. Ik maak nu in korte tijd zoveel zaken mee die me heel blij maken. Het voelt niet meer alsof ik aan ’t werk ben, hoewel ik het drukker heb dan ooit. Dit voelt als één grote luxe vakantie. Die vakantie betaalt bovendien al mijn rekeningen. Ik heb leren omgaan met geld. Ik spaar graag, wil een huis kopen en ik kan als ik wil iedere dag uit eten gaan, want liefde gaat door de maag. Ik ben daarnaast heel productief en niet bang voor een mogelijke neergang. Dat gaat niet gebeuren. Alles gaat omhoog, alles wordt nog beter. Ik heb een nieuw album, we hebben drie shows in de Ancienne Belgique staan en ooit wil ik met een echte band – liefst met Lander Gyselinck op drums – gaan optreden. Ik heb niets voor niets gekregen, maar ik ben wel nog altijd wie ik ben. Ik weet waar ik heen wil en niemand gaat mij daarin stoppen. Als er één persoon is die mij kapot kan maken, dan ben ik dat zelf. Want dan zal dat door mijn eigen koppigheid zijn. Een ander krijgt mij niet meer klein.’